Gisteren stonden Gwendoline en ik als Taaltekenteam op Museumstraat, naast de Watertoren in de Esch.

 

 

Ik heb nu een gave fietskar, van recyclehout, met ijzeren poten en een deksel. Met tegenwind was het zwaar trappen, vooral het heuveltje op naar het laatste stoplicht voor De Esch.

 

Er werd getoeterd. Dat gebeurt. Toen werd er geroepen en zelfs mijn naam werd met wijde bogen uit het voorraam gewuifd. Nog weet ik niet aan wie die geruite arm behoort.

 

Omdat ik zo rood en zwetend aankwam kreeg ik een luchtig plaatsje onder de toren aangewezen. Gwen arriveerde met de rest van de spullen in de auto en buuv en buuv gingen aan het werk. Eerst de chaos van dozen en tassen, tentstokken en 't taal-teken toebehoren. Ik was de weg reeds kwijt.

 

Gwendoline zette de lijnen uit met een voorstel waartegen ik niets in wilde brengen: banken daar, kar daar en tent zus.

 

De tent is het overgebleven bruikbare van een dubbele party-tent, bij vorige activiteit in de lucht gevlogen. Een aantal stokken functioneren nu als frame voor ons theater, dit keer gecompleteerd met top-stokje als sluitstuk. Verder was er een waterbaan, zitzak van zoon G., Dermaton-vlag en wimpeltjes. En gewone banken voor niet-peuters, want op uitdrukkelijk verzoek was de activiteit ook voor peuters geschikt.

 

Precies om half twee waren we klaar om mensen binnen te halen of met een boekje de hort op te sturen.

 

Ik voelde me net een straatkrant verkoopster: Als men geen denigrerende opmerkingen bedacht stoomde men in wolken parfum en geborduurde jassen voorbij. Gwendoline leek zich toch te amuseren om het verbale ontwijkgedrag van het andere slag: De rondlopende bewoners. Ietwat verlopen, grijzend, mannelijk en getooid met b*buik lieten zij zich niet omlullen.

 

Later kwamen we ze weer op het terras tegen, natuurlijke habitat.

 

Kinderen waren uiteindelijk het enthousiastst. De helft bestond uit aparte jongens: een stille die toch ging communiceren , een kindsterretje van 11 die zo groot was als een 8-jarige en komend weekend even in Tokyo zat (Paps was kleiner dan ik en even rond als zijn CHIO-stem), een computer-brein van 9. Hij begreep het Superguppie-gedicht "Gamen". Wij niet.

 

De wonderlijkste was een jongen met ogen als een orakel. Ik denk dat hij me deed denken aan mijn oudere broer. Hij schreef zijn flessenpostbrief in het Nederlands en daaronder mijn Engelse vertaling over. We hoorden later van een van de oorspronkelijke (kraak) bewoners hoe veilig de Esch is voor kinderen en ik was blij voor hem, en voor de anderen.

 

Via de kinderen kwamen moeders schrijven. We hebben 1 prachtig boekje terug en 2 met alleen 1 pagina: Twee dames die diep teleurgesteld waren in de museumstraat route - "ik heb meer kunst aan me eige mure".

 

Haar vriendin begon te briesen toen ik vertelde over ons TT-Rijksmuseum uitje: "020! Dat Nooit!" Het leek een opgeblazen kogelvis. En het was geen grap, het was diep doorleefd, generaties wrok, of angst.

 

Onderwijl zong het skvr koor, 3 van de 25 leden, "toen wij van Rotterdam vertrokken..."